Verslag bijeenkomst Thuis in je wijk - 31 januari 2023

Je thuis voelen in je eigen stad, of je nu een psychiatrische achtergrond, een verstandelijke beperking of een verleden als dakloze hebt. Zo’n stad wil Utrecht zijn en door de krachtenbundeling van Utrechtse welzijnsorganisaties is die stad een stapje dichterbij gekomen. Gemeente Utrecht en alle betrokken partners in de stad ondertekenden op 31 januari een samenwerkingsakkoord als bekrachtiging van hun gezamenlijke ambitie.


‘We moeten doorpakken’

Om ervoor te zorgen dat deze bewoners zich thuis voelen in hun wijk, is het belangrijk dat er voorzieningen en hulp in de wijk voor hen toegankelijk zijn. Dit vraagt om een andere en gelijkwaardige samenwerking tussen organisaties, professionals en wijkbewoners. 


Dit was het onderwerp van een bijeenkomst voor bestuurders en managers van organisaties als Lister, het Leger des Heils, Kwintes, Abrona, Humanitas, NIZU en DOCK. Een nuttige bijeenkomst, die zowel de noodzaak van actie als de uitdagingen die daarbij een rol spelen haarscherp in beeld brengt. 

Hans Uneken, directeur Maatschappelijke Ontwikkeling bij de gemeente Utrecht, vat tijdens de aftrap de urgentie samen in een persoonlijk verhaal over wat ‘je niet thuis voelen’ voor iemand kan betekenen. ‘Verbinding is het antwoord op uitsluiting. We moeten doorpakken om van onze ambitie werkelijkheid te maken. Het is een gezamenlijke zoektocht waarin we elkaar moeten vertrouwen.’

 

Kritische vragen

Volgens collega-inleider Theo den Hertog, bestuurder van Lister, gaat het akkoord over inclusie: cliënten zouden op de eerste plaats mens onder de mensen moeten zijn. Hij prikkelt het publiek met kritische vragen: Vinden de partners écht dat ze een tandje moeten bijzetten? En is de ambitie wel scherp genoeg geformuleerd? ‘Volgens mij is de échte ambitie het leefbaarder maken van wijken en buurten.’ Ook de toehoorders durven kritisch te zijn. Is de ambitie niet te rooskleurig? Hoe trek je bewoners over de streep die organisaties wantrouwen? En hoe verander je ‘zorgen voor’ in ‘zorgen dat’? Alle partners kijken breder dan alleen hun organisatiebelang, ook tijdens de open, levendige discussies in kleinere groepen.

Bereidheid en enthousiasme

Daarin komen onder meer praktische belemmeringen op tafel, zoals een krappe bezetting en de soms nauw omschreven opdrachten die een flexibeler werkwijze in de weg staan. Maar wat vooral opvalt is de bereidheid en het enthousiasme om in beweging te komen. Er zijn inmiddels ook de nodige ervaringen dat laagdrempelige initiatieven met informele netwerken en professionele assistentie mooi resultaat opleveren. Kanaleneiland kent bijvoorbeeld het Project Achterom waar 24 jongeren die eerder vastliepen in de hulpverlening, terecht kunnen en in Noordwest weten DOCK en buurtbewoners elkaar goed te vinden tijdens buurtkoffies.

Wetenschappelijk onderzoek

Hoe dan verder? Wetenschappelijk onderzoek helpt. 
Femmianne Bredewold, onderzoeker aan de Universiteit voor Humanistiek legt kraakhelder uit hoezeer alledaags burgerschap in de buurt een kwestie van balans is. Leg bijvoorbeeld niet te veel druk op mantelzorgers, want dan komt het evenwicht tussen geven en ontvangen in het geding. En buren zijn best bereid iets te doen voor de buurman of -vrouw met een beperking, maar niet structureel en op basis van wederkerigheid.

Bekijk de presentatie Alledaags Burgerschap in de Buurt

Focus belangrijk

Het wiel hoeft dus niet opnieuw uitgevonden te worden. En er gebeurt ook al het nodige in de stad ter ondersteuning van kwetsbare bewoners, mooie initiatieven waarbij kan worden aangehaakt. Aan ideeën is trouwens geen gebrek, blijkt aan het einde van de bijeenkomst. Ze zijn allemaal vastgelegd en krijgen nog nadere uitwerking. 


Wethouder Linda Voortman is onder de indruk, maar benadrukt het belang van focussen. ‘Als het een ellenlange lijst wordt, moeten we nog eens bij elkaar komen om vast te stellen wat écht belangrijk is’

Als het gemeente en partners gezamenlijk lukt om deze bevlogenheid effectief te vertalen naar daadkracht, dan zal er iets moois groeien.

 

Tekst en fotografie: Eddy Steenvoorden